Oorlogskind

Zonen en dochters
die hun helmen pakken
en hun plunje laten zakken 
op het slagveld.
Ze ruiken naar moeder.

Jongens en meisjes
zijn het nog, niet meer. 
Puberpuistjes op patrouille. 
Strijdend zonder twijfel, 
een foto van moeder op zak.

Hij belt op vrijdag.
Hij mist zijn vrienden van voetbal,
en dat hij snel zijn veldbed in moet gaan 
Moeder zegt nog:
doe je wel een pyjama aan.

Met de hoorn in haar hand 
komen de herinneringen.
Talkpoeder op de commode. 
Kleutersnurkjes in bed.
De stank van tienerdeodorant.

Nu maakt hij meters met mortieren en meer.
Vecht voor vrijheid, democratie, islam.
Hij jaagt dromen achterna
met de nachtmerries van zijn moeder.
Wanneer zijn je kinderen groot?
Tot ze het leven opzoeken?
Of de dood?

Ruud Broekhuizen

MH17

Gisteren kon ik nog vreesloos
naar de vorm van de wolken kijken. 
Samen met jou.
Ik zag olifanten ontstaan,
jij een clown met een flapschoen. 
En je lachte onbedaarlijk.
Soms zag je enge monsters
of piraten
maar dat was niet erg.
Want monsters zijn ongevaarlijk
in de wolken.

En zelfs als de wolken zwart zwollen
genoot ik van het rollend grommen.
Samen met jou.
Ik kneep mijn ogen samen
jij telde tot de klap zou vallen
en zoende mij op de mond.
Tot we allebei nat waren 
en verliefd.
Je fluisterde in mijn oor
dat elke druppel die op ons viel 
een jaar samen is.

Maar dat was gisteren.

Ruud Broekhuizen

Water in mijn aderen

Ik droeg het water in mijn aderen. 
Lemige gemeente, stroopwafelstad.
Kon de zoete rivier proeven
als ze kronkelend botste op het bot.

Ik torste de trotse koggeschepen 
met gebrouwen bier en kilo’s kaas 
om over Hollandse IJssel getijden 
naar Vlaanderen en verder te gaan.

Ik gaf zeilmakers en viswijven florijnen 
die wegrolden in de rokerige havenkroeg.
Tollenaars en turfstekers hun tarwe 
dat ze wegspoelden met wijn en wei

Ik bracht de mallen voor pijpen van klei 
en de letters van Gerard Leeu.
Mijn gedregde bagger werd gebakken 
Tot stevige, gele IJsselsteen

Ik droeg het water in mijn aderen.
Kaaskoppig dorp, wegverzakte stad.
Maar zag de haven happen naar adem
en de stroming bezinken in stilstand.

Nu peddelen en poedelen er een paar
in mijn ouwe botten van de BinnenGouwe.
om kabbelend kalm aan de kade
vredig aan te meren aan het waterfront.

Lui en lam lig ik nu uit het zicht 
van koopzieken en klappend kaasvee.
Klots ik kleurloos tegen de deuren
in de schaduw van kaarsjes en de kerk.

Sla de stille sluizen op hun schouder
open de stromen in mijn ogen.
Laat de zompige lucht in mijn longen 
en de golven gonzen in mijn oren.

Laat mij de jachten plezierjagers 
binnen brengen in zinderende avondzon.
Zodat zij hun zilte zomeravond afspoelen
Met liters bier en een borden kaas

Ik draag het water in mijn aderen. 
Zeebonkenhonk, IJsselhavengat.
Herschrijf de historie op mijn huid
en ik breng het leven in de stad.

Ruud Broekhuizen

Balzaal van het bestuur

Ik schrok niet.
Toen de eerste partijen
samen dansten en
hun voeten sneden
bij de samba van arrogantie 
op de bebloede scherven
van hun nederlaag.

Ik schrok niet.
Toen de andere coalitie 
in brutaal geniep
de polka danste
met getrokken neuzen 
naar geplakte pleisters 
aan de zijkanten.

Ik schrok niet. 
Toen de Positieven polonaise liepen en
hun vrienden verraadden
door de rij te verlaten 
om zingend te zoeken 
naar oude liefdes.

Ik schrik.
Hoe mijn stem versterft 
tussen minachtend gewals 
van parende politici
in de balzaal van het bestuur
waar de vloer vol ligt
met gebroken respect.

Ruud Broekhuizen