Dit is Vroman Vroman’s hoofd Kleine man, groot hoofd Vroman schrijft, schrijft snel Je stelt je vraag Hij schrijft wat woorden Mooie woorden Veel mooier dan je vraag Vroman, Vroman, Wat maak je man? Het is zo schoon Zo waar Vroman, Vroman, Wat maakte je man? Woorden voor Tineke Tineke, zijn liefde door oorlog, kamp ontbering en afstand Een liefdesleven lang Woorden voor het weten Een kennisleven lang Over ons bloed, ons lichaam Wist er alles van Schiep een systeem Bracht alles bijeen Woorden voor het dichten Wat voor hem hetzelfde was als naaktlopen met je hersens Hij was een woordnudist Elk woord precies wat het is Woorden voor Gouda Ode, dijk Woorden om te lezen Een leven lang Woorden voor Gouda Peter Noordhoek
Leo Vroman
Overblijfsels
Waren het redders die een hagedis bevrijden wilden? Pubers die hun drang tot slopen niet bedwingen konden? Klassiekers die een gifgroen ding in ’t Hout niet verdragen konden? Of was het erger? Een vorm van het kwaad dat Vroman bijna deed verdwijnen? Gelukkig. Naar blijkt wisten de sukkels slechts de sokkel te kraken Niet het beeld zelf Vroman zelf wist goed hoe wankel elke sokkel is Zocht niet de hoogte maar de grond en vond tussen de stenen van het Jappenkamp een hagedis en beschreef hoe tijdelijk alles is: “Wij zijn verschijnselen van zo korte duur dat wij verdwijnselen zijn van de natuur” Tussen de stenen werden Hij en de hagedis knipoogvrienden warmtezoekers liefde vinders alles van korte duur Als we dan in beelden deze overblijfsels hebben Laat die dan staan Voor langer duur Peter Noordhoek
Over de brug
Ook wij zijn aan het moorden
Op zijn zachtst gezegd met woorden
eerst in het hoofd, vervolgens op twitter of erger
Kunnen we nog zijn als in een kindergeheim
Steentjes gooiend in het water
Geen verleden maar: als dan en: later
Ik aan jouw kant, jij aan die van mij
Woorden van haat er
drijven er steeds minder voorbij
En dan bouwen we samen een brug
Dan ben ik de pijler en jij
de sterke rug
En dan spelen we dat er hier
onder ons geen kloof zal zijn maar een rivier
En dat dan de nevel boven de rivier langzaam optrekt
En dat dan het water een helder inzicht opwekt
Helderder dan het water uit de diepste bron
En dat dan God, alle sterren, de maan en de zon
boven en onder onze brug
gewoon van ons samen zijn
En dan ben ik die duif van honderd pond
en dan land ik op jouw rug!
Dichtbij Leo Vroman
Ach lief, hoe ver heeft de dood je meegenomen? Jij bent altijd dichtbij In woorden die al zijn uitgesproken En jij herkauwt in fruitig vers In de taal van 70 jaar weg Muggen, larfjes en de tor Die zijn bips parmantig poetst Terwijl jij ze innemend beloert Ach lief, hoe dichtbij Jouw bijna honderdjarige hand Op mijn bijna honderdjarige huid Streelt de dood voor ons uit Als de verloofde brieven van jaren Die je zo hard drukt tegen je borst Dat mijn hart hetzelfde ritme bonst Ach lief, hoe ver is de dood? Bij mij Om dichtbij te zijn Ik dichtbij Wij dichtbijen Leo dichtbijt Een werkwoord zonder verleden tijd Ruud Broekhuizen
22 februari 2014 afscheid van Leo Vroman
nu nu de winter bijna geen winter is geweest de tijd verstreken verlangen naar ijs als smeltwater weggelopen nu duiken wij onder en komen boven roeien met de riemen die we hebben Aart Both
Leo Vroman – negentig
Dag meneer Vroman, mag ik Leo zeggen? Ooit reed je in een taxi uit de Krugerlaan en bent al zwervend naar de States gegaan om in het oor van Tineke jouw woorden neer te leggen. Ons bloedgestroom, ons hartgeklop bekeek je effectief, en in je handen leefden steeds het tekenen en schrijven. In Engels of in Nederlands bezong je onze lijven: wat ben je mooi from tip to toe, wat heb ik jullie lief. De tijd, de ruimte die ons scheidt, het valt ons soms wat zwaar. Door jou wordt dit mooi opgelost: in woorden ben je hier. Maar wij, wat moeten wij zonder je lieve lach beginnen? Jij streelde altijd schrijvend huid en haar; mogen wij jou voor al dat minnen dwars door het papier één ogenblik hartstochtelijk bloedstollend terugbeminnen? Frouwkje Zwaneburg