Intocht


Zie ginds kwam de stoomboot
en ouders slopen door struiken
om te zien dat het waar was 
wat de kinderen zeiden: 
dat het toch goed was gekomen.

De kade stroomde vol en wij waren laat
maar we pasten er nog bij en
liepen mee door de straten
over feestelijke grachten naar de Markt
waar regenbogen werden gezwaaid en
verbinding en verwondering gestrooid.

Om het hardst zongen we en sprongen we
en ik was zo blij want jij was daar
ook jij paste er nog bij

ook al houd je niet van kazen
ook al woon je hier nog maar net
ook al ben je hier geboren en ging je nooit ver weg
ook al wil je niet in hokjes
draag je jurken bij je baard
en ben je bang dat jij misschien wel nooit zult passen 
ook al hangt jouw vlag ondersteboven
ook al plak je stickers op alle palen die je ziet

ook al begrijp ik je niet – 
want er is zo veel wat ik niet begrijp
en wie weet nog wel wat boven en wat onder is. 

Wij zongen en wij sprongen
en we waren zo blij en zo samen
als spreeuwen een zwerm
en samen zijn we de stad.

Ik geloof dat het waar is:
dit feest en wij met elkaar 
want het is mooi waar ze deze stad om roemen:
wie ervoor kiest om hier te zijn
mag zich altijd Gouwenaar noemen.

Lever je verlanglijstje nog niet in
maar fluister als de maan vanavond 
door de bomen schijnt
zachtjes in je schoen 
wat je het allerliefste wilt.

Dan kijk ik naar dezelfde maan
en verlang ik dat wij samen 
altijd Gouda blijven.


Jeffrey van Geenen (finalegedicht stadsdichtersverkiezing 2022)