Zie ginds kwam de stoomboot en ouders slopen door struiken om te zien dat het waar was wat de kinderen zeiden: dat het toch goed was gekomen. De kade stroomde vol en wij waren laat maar we pasten er nog bij en liepen mee door de straten over feestelijke grachten naar de Markt waar regenbogen werden gezwaaid en verbinding en verwondering gestrooid. Om het hardst zongen we en sprongen we en ik was zo blij want jij was daar ook jij paste er nog bij ook al houd je niet van kazen ook al woon je hier nog maar net ook al ben je hier geboren en ging je nooit ver weg ook al wil je niet in hokjes draag je jurken bij je baard en ben je bang dat jij misschien wel nooit zult passen ook al hangt jouw vlag ondersteboven ook al plak je stickers op alle palen die je ziet ook al begrijp ik je niet – want er is zo veel wat ik niet begrijp en wie weet nog wel wat boven en wat onder is. Wij zongen en wij sprongen en we waren zo blij en zo samen als spreeuwen een zwerm en samen zijn we de stad. Ik geloof dat het waar is: dit feest en wij met elkaar want het is mooi waar ze deze stad om roemen: wie ervoor kiest om hier te zijn mag zich altijd Gouwenaar noemen. Lever je verlanglijstje nog niet in maar fluister als de maan vanavond door de bomen schijnt zachtjes in je schoen wat je het allerliefste wilt. Dan kijk ik naar dezelfde maan en verlang ik dat wij samen altijd Gouda blijven. Jeffrey van Geenen (finalegedicht stadsdichtersverkiezing 2022)