Ik wil niet denken aan de broeders Houtman, Of aan Oost Indie, en wat daarvan kwam. Ik wil noten voelen in de regen, Die het daverende groen bewegen. Ik wil niet vrezen dat ik niet meer op sta, Of hoe mijn hart stopt en de facto doodga. Ik wil een vijver, en daar urenlang: Een dansorkest met zwanenzang. Ik wil hier zingen tot mijn laatste dagen. Ik wil hier dansen tot aan mijn pensioen. Ik wil bomen door muziek zien groeien in het Houtmansplantsoen. Ik wil niet schrijven aan een president, Of een lofzang op een burgemeester. Ik wil kijken naar een dirigent. Ik wil horen tussen boom en heester. Ik wil geen pretpark, bungjeejump of circus. Ik wil een rondedans hier bij de tent En op een klapstoel, naast een hibiscus, Wil ik overvloed van elke band. Ik wil hier zingen tot mijn laatste dagen, Ik wil hier dansen tot aan mijn pensioen. Ik wil bomen door muziek zien groeien, In het Houtmansplantsoen. Ze mogen banen, bonus, auto’s stelen. Stuur de deurwaarder naar me toe. Ondertussen klinken duizend kelen, dan ren ik hierheen, weet niet sneller hoe. En in de uren van mijn laatste dagen, Dans ik, dement en naakt, rond in het groen. Dan ga ik bomen tot de hemel jagen, van het Houtmansplantsoen. Joost Reichenbach