oase

vanuit de spoortunnel 
fiets ik de stad in 
de wind is een wand 
die ik moet breken 
een najaarsregen 
miezert me grauw

maar dan
zie ik de lichten weer hangen 
de Kleiweg is een vreugdevuur

een ogenblik waan ik mij 
jonkvrouw fantaserend 
van trotse poorten
en een machtige stadsmuur

Klara Smeets

twijfelachtig

de zomer kwam met horten en stoten
ze verslikte zich, struikelde 
glipte weer weg en bloosde even
verstopte zich telkens in najaarsregen
bij terugkomst terwijl de stad 
blakend wachtte

 
haar markt trok een 
goudgeel zandstrand aan
en iedereen was klaar
voor nachtenlang behangen
met buitenlucht maar 
de zomer zuchtte verlegen

Klara Smeets