ik geloofde dat ik een dichter was
die namens iedereen
woorden gaf aan heel de stad
ik geloofde dat ik je zorgen hoorde en begreep
ik schreef dat op, maar in mijn gedichten
las jij niet waar het jou om ging
ik geloof dat het niet donkerder is dan eerst
maar zie soms net als jij de dageraad niet meer
en toch staan wij samen hier
ik geloof dat het niet uitmaakt of we Kerstfeest vieren
vanuit het geloof in het kleinste wat waar werd om ons licht te zijn;
of om de gezelligheid van samen met elkaar;
of om de tijdelijke zorgeloosheid van overdaad onder een boom;
of gewoon omdat we hier zijn, staan, omdat de zon weer keert
om te hopen dat het beter wordt
dat het vrede wordt
en dan steek jij een eerste kaarsje aan en ik een tweede
hij een derde en zij dan honderden, duizenden
tot de stad baadt in het licht en ik jou zie
met je zorgen, met je angst, met je verdriet en hoe je
ondanks alles doorgaat met wat er voor jou echt toe doet
ik geloof dat ik jouw woorden niet sprak,
maar als we samen dichters zijn die zinnen zoeken
van geborgenheid, hoop, liefde, zachtheid, samenzijn –
omdat we mensen zijn die zoeken naar iets wat houvast geeft
en als ik dan de mijne doe en jij die van jou
en wij in de stilte van deze nacht
luisteren naar elkaar, geloof ik dat wij
iets goed kunnen maken
want het allermooiste woord zijn wij.