Het land is bos en duin en weide.
De wereldstad is een tuin en de mensen zijn gezaaid
in lange strakke wuivende rijen.
Er zijn tafels voor het verpotten.
Lof aan de zaaier. Dit is vruchtbaar land.
De mensen verstrengeld in hun waarde
onder de aarde hun wereld en ze delen elkaar
Tussen de tafels door zweven valse wespen,
fladderen nachtvlinders en klauwen kippen de wormen uit het gras.
Het was een lange winter. De zon ging vroeg onder.
Maar hier is dan het licht waar het maanden niet was.
De eerste bladeren ontploffen aan de takken
En het licht van de wereld valt weer over de aarde,
niet langer woest maar vol weerloze waarde.
Het is niet lang meer van avondrood tot morgenstond.
We leven allemaal op dezelfde grond.
Vandaag wordt er liefde uitgedeeld.
Bakken, handenvol, massa’s, bergen,
oneindige onvoorwaardelijke liefde.
Het licht van de wereld is weer terug gekeerd in het leven
en alles is vergeven.
Niet langer aan het kruis. Niet langer ledig.
En de rokken wapperen weer, de slippers slippen,
Op het terras van de wereldstad: T-shirts, thee en de dagen vredig.
Dus vul de manden met brood en vul de glazen met wijn.
Laat er altijd voorjaarsregen zijn!
Die mens die naast je zit.
Die mens tegenover je heeft gisteren nog gehuild.
Wandelt misschien al dagen met stil verdriet.
Hoopt dat je het niet ziet
en zit nu hier en lacht je aan.
Voel zijn hart en vraag haar naam
Wat er in ons allen van binnen zit:
Onzekerheid en bloed. Zenuwen en pit.
Adem en spieren. Liefde en botten.
Dood gaan is niet rotten.
Het is voor eeuwig leven.
Onder de grond zijn we allemaal gelijk.
En alles is vergeven.
–
Chris Bellekom
Stadsdichter van Gouda
21 april 2025 tijdens het Paasontbijt op de markt.