Binnen stadsmuren

Er nestelt zich een denkbeeld in mijn hoofd
wij zijn een moederloos gezin en ieder gaat
zonder enig beraad zijn eigen gang

Het bad stroomt langzaam over want ik ben
de vollopende kuip weer straal vergeten
mijn zussen sussen zachtjes mijn geweten
en scheuren vlug het druipnatte behang
in lange stroken van de schimmelige muren

Een broer speelt argeloos in de achtertuin
klimt in de boomhut; de eik wordt echter met geweld
gegrepen in de volle kruin en bruusk geveld door vader
Die heeft aan kinderspel een broertje dood

De eerste scheur loopt als een gebarsten ader
-nog zonder erg- dwars door de gevel van ons huis

Een vallend boomdeel vermorzelt glas in lood
breekt ruw door het timpaan wij zien het lijdzaam aan
en zwijgen stom omwille van de buren

Behouden wij het recht om uit te dagen
kunnen we de buit nog vangen en verdelen
en kan het ons een ziertje schelen
dat iemand hier om iets of iemand anders geeft?

Een witte lelie bloeit behoedzaam binnen onze muren

Binnen stadsmuren: de Turfmarktkerk in Gouda is in ernstig verval geraakt. Sicut lilium inter spinas – als de lelie tussen de doornen – was de tekst in één van de gebrandschilderde ramen. De kerk staat op de nominatie om gesloopt te worden.

Stadsberichten

De woorden drijven stil door ’t verlaat
omgekeerd, gespiegeld
in een vreemdsoortig schrift

Een hond, staand op een boeg,
blaft staccato zijn vaarwel
tot hoog over de sluis
naar verderop
waar juist
de dichter gaat

en zwijgt dan in het Mallegat
De enorme sluisdeuren heffen zich
om beurten
In het kielzog
buitelen de woorden
plotseling uitzinnig mee
in de watermacht

en stromen langzaam verder
door de rivieren navelstreng
Ze komen pas bij zinnen
in het zicht van de zee
waar ontheemd
de dichter wacht

Gouda bij nacht

Van bovenaf ziet de stad er niet anders uit 
Nietsvermoedende mensen
komend en gaand wie weet waarheen 
De Goudse contouren en grenzen 
onmiskenbaar herkenbaar
Maar van binnen broeit er iets

Het is nog licht. De avond valt voor het eerst weer helder 
en zacht
Een enkel wolkje aan de lucht 
Een wethouder fietst
eenzaam weg van het Huis van de Stad

Iets grijpt ons dan naar de keel we weten niet wat 

Van bovenaf ziet alles er nog hetzelfde uit
Van binnen broeit er iets 
Het gaat over grenzen 
Het gaat over politiek
De teerling wordt geworpen
De nacht valt radeloos over onze stad 

Bevraag mij

Het antwoord maakt de vraag bijzonder
want ik kan niet leven zonder
het kind dat onvoorwaardelijk voor mij kiest

Sinds ik mijn liefste heb verloren
fluistert zij woorden in mijn oren,
brengen brieven haar tot leven
ooit door haar voor mij geschreven

Eeuwenoude toekomstdromen
ontwaakten tijdloos in mijn brein
hebben mij van ver doen komen
Om hier en nu mezelf te zijn

Sinds ik samen met mijn kind
oude wetten kon ontvluchten
voelt het leven luchtig licht
onder zuiverblauwe luchten

Nu wij kleuren mogen dragen
in voltooid verleden tooi
versmelt wit in bruine chocolade
tot vriendinnentrots en pauwenmooi

Dit antwoord maakt de vraag bijzonder
want ik kan niet leven zonder
het waarmaken van mijn laatste dromen
in emotionele afscheidspijn
wetend dat het goed zal komen

Omdat wij op de keien van deze stad
bevlogen geloven, inspirerend geven
vragende vertellers zijn

daarom gaat het goed in ons leven

Het laatste woord

Nu Brussel weent
om haar verloren kinderen
heeft de lente zich teruggetrokken

Als de norm zich nog voedt
vanaf een geboorte
in veiligheid voorbeeld en liefde
kunnen we nog spelen

Nu de norm nog uitdroogt
vanaf een geboorte
in oorlog gevangenschap en haat
kunnen we slechts vluchten

Nu we van elkaar vervreemden
en als ontheemden
over onze schouder kijken
dwalen we doelloos

Nu onze normen en waarden
niet meer heilig zijn
en wij niet meer veilig zijn
sluiten we grenzen

Zolang er onder ons nog gelijken zijn
die vragen durven stellen
niet per se over die ander
maar vooral over zichzelf
vinden we elkaar in dat laatste woord
de laatste norm
Pluriform

De lente is nog niet begonnen
nu een moeder weent 
om haar verloren kind

Verpleegkunst

En ofschoon je nu naar huis zou gaan

jij zwijgend en onbekend
door de straten van de stad zou gaan
juist nu
de schimmen in mijn kamer
langer dreigen te worden
langer dan de schaduwen van een delier
mijn doodsangst pulseert
op het kunstmatig zoemen van mijn vitale signalen
ben je op zachte voeten teruggekomen
stem jij als een concertmeester het instrumentarium op elkaar af
leg je jouw hand heel even op de mijne
dan
kleurt het witter en helderder in mijn hoofd
tuimel ik terug op aarde

En als je dan weggaat
zal alles om mij heen lichter zijn
zal de pijn zachter voelen
zullen alle geluiden zingen als in een helend intermezzo
dan leg ik mijn hoofd op mijn armen en slaap

En als je dan morgen terugkomt
zal ik niet genezen maar veel beter zijn
dan zal ik je bij je mooiste naam noemen

Verpleegkunstenaar

Ik maak je uit

Ik heb je binnengehaald. Ik genoot van je geur
vermengd met de lucht van het frisse gras
waarin ik languit lag terwijl ik probeerde te vergeten dat
mijn vaders lijf kas was versleten
toen hij -nog jong- de pijp aan Maarten gaf
ik na het uitstrooien van zijn as bittere tranen hoestte
en jou meteen weer nodig had
als troost. Ontkennend dat dit nu een verslaving was

Zo vaak heb ik je voor eens en voor altijd uitgemaakt
maar toch weer aangestoken en daarna extra diep geïnhaleerd
Mijn vingers, het rollen niet verleerd, leidden een eigen leven leek het wel
Alsof ik even niet had opgelet. Mijn wil stond buiten spel

Vandaag zag ik mijn vader in een winkelruit
Zijn grauwheid, de mondhoeken gerimpeld
als in een groot verdriet
Hij groette niet

Toen trapte ik je uit

Goudse liefde

Zal ik jou vergelijken met de zoetste appeltaart
vers gebakken op een late zomerdag in september?
Ik heb jou liever

Ik heb je liever dan dat
Ik heb je liever dan
pastelkleurige bruidssuikers
na een belofte van eeuwige trouw
Veel liever heb ik jou
met een kop koffie
aan een karig gedekte keukentafel
en liever dan het genieten van
een koninklijk ontbijt
tussen de lakens bij het eerste ochtendlicht
geniet ik jou

Ik heb je liever dan een lang verhaal
Ik dicht jou liever in een kort gedicht:
Goudse stroopwafel
ik proef je rond goudgeel geruit

Zolang jouw stroop stroomt door mijn bloed
zal ik je vergelijken met het zoetste zoet
zal ik je proeven als de verleidelijkste kus
lust ik je liever dan mijn liefste lust

Hanneke Leroux met pensioen

“Ze kwam door de tuin
naar de studio’s
voor we het wisten
wendde zij haar hoofd
legde haar oren te luister
aan long lucht en vluchtwegen
zo dicht op het hart
en wat daarop gedrukt

dichter op Gouda
kon je niet zijn”

Jeffrey van Geenen

Hanneke Leroux Griffioen was de Goudse stadsdichter van 2016 tot 2018. Een aantal van haar bekendste gedichten zijn ‘Dichter op Gouda’, ‘1001’ (over Inez Meter) en ‘Ik maak je uit’ (over #stoptober ). Haar opvolger, Pieter Stroop van Renen zwaaide haar uit met een groots ‘Dicht, Zuster Hanneke, dicht!’
Dinsdag 31 oktober ging Hanneke, verpleegkundig specialist bij Groene Hart Ziekenhuis, met pensioen. En ditmaal mocht de huidige stadsdichter Jeffrey van Geenen haar uitzwaaien, met een draai aan haar eigen woorden 🙂

Hanneke gaat door in haar functie als voorzitter van de Stichting Stadsdichter Gouda.
Neem een kijkje op de website van de Goudse stadsdichters voor alle stadsgedichten van Hanneke Leroux en de tien andere stadsdichters die Gouda sinds 2003 heeft gekend.