In het hart van het nat kwam de Motte Een zandstrook naar niets Een steen in een kring van water en steeds meer iets Een verhoging, maar hoe hoog? Met opbouw, maar hoe groot? Wat we weten is vaak net zo zacht als het veen om de Motte heen Wel laat zich dit vermoeden: men was daar niet alleen Over water, door het veen kon men elke dag nieuwe reizigers begroeten Ik woon daar nu zelf langsheen bij een sloot die ooit slotgracht was bij schaarse aarde zompig te leen: een Motte met als motto ben je in ’t veen, moet je hier langsheen