De aarde is de thuisplaats van het water. Het water is de rusteloze van de aarde. De wolk is de lichtheid van het water. Het water is de zwaarte van de wolk. De regen is de verdeeldheid van het water. Het water is de eenheid van de regen. De vijver is de bewaarder van het water. Het water is de waarde van de vijver. De sterren zijn de vergezichten van het water. Het water is de spiegel van de sterren. De diepte is de donkerte van het water. Het water is de flonkering van de diepte. Een verscholene is de schepper van het water. Het water is de schuilplaats van de schepper.
water
Hollandsche IJssel
Terwijl ik hier stroom en
de weilanden hierachter nog loeiend groen zijn
de sloten daartussen nog kwakend kroos zijn
de reiger op de dijk lijkt te twijfelen of hij zal dalen
Terwijl ik hier stroom en
de regen niet hoost, het water niet stijgt
de nacht toch verdwijnt, de zon alweer schijnt
de bodem niet verdrast of vermoerast
het veen niet inklinkt of oxideert tot wat het ooit was
Terwijl ik hier stroom en jij
aan een dis van zuurstof en klei,
je stadsgezicht weergaloos laat spiegelen in mij
je verwonderend over het komen en gaan van het tij
Terwijl ik hier stroom
langs natuurlijke oevers en Schielands hoge dijk
het hoogteverschil ongelijk maar toch in een evenwicht
als een weegschaal met aan weerszij het juiste gewicht
en het koud zorgvuldig wordt ingewisseld voor goud
daalt de reiger precies in dit ogenblik
Hollandssche IJssel is geschreven naar aanleiding van de zakkende grond en het versterken van de dijken in Gouda. Het is geschreven vanuit het perspectief van de IJssel.
Stadsberichten
De woorden drijven stil door ’t verlaat
omgekeerd, gespiegeld
in een vreemdsoortig schrift
Een hond, staand op een boeg,
blaft staccato zijn vaarwel
tot hoog over de sluis
naar verderop
waar juist
de dichter gaat
en zwijgt dan in het Mallegat
De enorme sluisdeuren heffen zich
om beurten
In het kielzog
buitelen de woorden
plotseling uitzinnig mee
in de watermacht
en stromen langzaam verder
door de rivieren navelstreng
Ze komen pas bij zinnen
in het zicht van de zee
waar ontheemd
de dichter wacht
Water in mijn aderen
Ik droeg het water in mijn aderen. Lemige gemeente, stroopwafelstad. Kon de zoete rivier proeven als ze kronkelend botste op het bot. Ik torste de trotse koggeschepen met gebrouwen bier en kilo’s kaas om over Hollandse IJssel getijden naar Vlaanderen en verder te gaan. Ik gaf zeilmakers en viswijven florijnen die wegrolden in de rokerige havenkroeg. Tollenaars en turfstekers hun tarwe dat ze wegspoelden met wijn en wei Ik bracht de mallen voor pijpen van klei en de letters van Gerard Leeu. Mijn gedregde bagger werd gebakken Tot stevige, gele IJsselsteen Ik droeg het water in mijn aderen. Kaaskoppig dorp, wegverzakte stad. Maar zag de haven happen naar adem en de stroming bezinken in stilstand. Nu peddelen en poedelen er een paar in mijn ouwe botten van de BinnenGouwe. om kabbelend kalm aan de kade vredig aan te meren aan het waterfront. Lui en lam lig ik nu uit het zicht van koopzieken en klappend kaasvee. Klots ik kleurloos tegen de deuren in de schaduw van kaarsjes en de kerk. Sla de stille sluizen op hun schouder open de stromen in mijn ogen. Laat de zompige lucht in mijn longen en de golven gonzen in mijn oren. Laat mij de jachten plezierjagers binnen brengen in zinderende avondzon. Zodat zij hun zilte zomeravond afspoelen Met liters bier en een borden kaas Ik draag het water in mijn aderen. Zeebonkenhonk, IJsselhavengat. Herschrijf de historie op mijn huid en ik breng het leven in de stad. Ruud Broekhuizen
22 februari 2014 afscheid van Leo Vroman
nu nu de winter bijna geen winter is geweest de tijd verstreken verlangen naar ijs als smeltwater weggelopen nu duiken wij onder en komen boven roeien met de riemen die we hebben Aart Both