de woorden die ik gisteren dacht vind ik niet meer er is heimwee naar die woorden woorden over de kern van bestaan woorden over de kern van verlangen woorden over de kern van eeuwigheid de woorden die ik gisteren dacht vind ik niet meer Inez Meter
Maand: september 2003
Godlof
hun namen worden gered keren terug in de stad waar zij woonden de weggevoerden in de straat waar hun huis staat in de stoep waar hun voetstap ligt zal hun leven en na de wegvoering ook hun niet – meer – leven leesbaar zijn leesbaar voor ieder die daar even stil zal staan stil zal zijn in hun namen keren zij weer Inez Meter
Stadhuis
Als er een gracht zou liggen om het Stedelijk huis zou het onbereikbaar zijn zou het weerspiegelen in het water hoogte verliezen en bij elke rimpeling de restauratie teniet doen Vreest niet burgers het staat verankerd op een plein Inez Meter
Waterwilgen
tussen de weiden wil ik wonen en met de wilgen in het water staan Inez Meter
als je een stap vooruit doet kan het zijn dat je achterwaarts gaat doe je een stap terug het is mogelijk dat je verder komt het is mogelijk Inez Meter
niets meer te zijn dan een wakend kind op zee verwonderd kijken naar de maan die verbleekt bij het naderen van de zon kort na middernacht niets meer te zijn dan een wakend kind op zee wachten op het wonder van wassen en ondergaan is wonen in een oertijd met oude klanken niets meer te zijn dan een wakend kind op zee luisteren naar de nacht met woorden van de wind en de stem van het water Inez Meter
Vensters op de horizon
zoals de zon onderging zie ik haar opkomen bloedwarm maar dakloos * om 6 uur vroeg terug uit de polder iedereen sliep nog vogels zongen een welkomstlied * geef mij de boerenhoeve laag met vensters op de horizon onder het rieten dak nestelen vogels zwaluwen vliegen om langs de gekartelde wegrand loopt een mens * spanning van gisteren lost zich op in de morgen waaiert uit over de polder tot ik weer zorgeloos ben * lijnen van sloten in grasland een dromende vogel in kroos wuivende wilgen tegen witgevlekte lucht dit is bestaan * een blauw jack klompen en een pet wilgen omlijsten zijn leven vogels vliegen in en uit na de zaadval rijpt het koren * de sloot verheugt zich in het waden van deze volslanke reiger * overeenkomst van eendenspoor in het water met een vogelvlucht * groene gebogen wilgen dragen een sluier van regen vandaag * het glimmend bruin paardenlijf verraadt een regenbui mijn haar is nat * tegen het donker valt het verlangen in als een getijdestroom * dim de lichten je verblindt het land sluit je mond je overschreeuwt de vogels wie zei toch: je mag niet praten als een ander spreekt * Inez Meter
Mij roepen de verten
mij roepen de verten was ik een zwerveling mijn liederen zouden klinken in de ruimte was ik een schepeling mijn verzen zouden wandelen over zee op bladzijden opengeslagen wolken zou ik woorden schrijven en late vogels zouden die meevoeren naar de wenkende nacht niemand zou ze lezen en ik zou gelukkig zijn Inez Meter
Gouda een ode
In een plaats geboren worden
en daar blijven
tot oudwordens toe
is reizen in de tijd
in verwondering
onder de wolken
langs de rivier
ligt mijn geboortestad
     mijn levensgenoten
de huizen aan de gracht
houden elkaar vast
leunt de één op de ander
al eeuwenlang
delen ze lief en leed
het oude centrum
knipoogt als het donkert
een langgerekte Jan
poogt zich te verstoppen
losliggende stenen
in de steegjes
fluisteren
vroeger is niet dood
vroeger kan lang geleden zijn
vroeger kan nostalgie worden
vroeger is een ontdekkingsreis
zij
met wie ik groot geworden ben
en zij
die mij grootgemaakt hebben
zijn er niet meer
brokjes liefde
stukjes genegenheid
zijn sporen die blijven
vroeger is niet dood
nog zijn er stadgenoten
van weleer
ik ken hen van naam
of van gezicht
soms is er oogcontact
een handgebaar
woord van herkenning
onze verliezen zijn bekend
worden opgevuld met aandacht
het verlorene is aanvaard
en 
er is leven
in een plaats geboren worden
en daar blijven
tot oudwordens toe
is reizen in de tijd
in verwondering
Inez Meter
Bij de overdracht aan Aart Both, tweede stadsdichter van Gouda
