Buitengewoon

Sinds de algeest opdaagt in zijn gedachten
zie je dat de mensen hem ontwijken.
Ze zeggen dat hij gek is.
Niemand durft hem nog recht aan te kijken.
Hij kraamt wartaal uit, heet het
springt van de hak op de tak
op fantastische wijze
met de fijnmotoriek van de mier
via de uiterste, trage raderen van het universum
naar het einde.

Ze volgen hem niet.
Niemand raakt graag het spoor bijster.
De enkeling die het aandurft
met je vader mee in de waanraket op te stijgen,
totaal losraakt
en voor het eerst van zijn leven
de allesbegrijpende boog meebeschrijft,
die beseft opeens
hoe godvergeten beperkt normale mensen zijn.

De mierenmaker

Je wordt wakker vanwege gestommel beneden.
Dertien treden en je staat in de kamer.
Daar zitten je moeder, oom Niek en de buurman
te wachten op de dokter.
Er is weer gedonder met je vader.

Hij toont zijn bewakers het miertje
dat haastig over zijn hand loopt.
Hoe feilloos dat mechaniekje werkt
en wat een prestatie dat is van de maker.
‘Heb ik gemaakt’, spreekt hij ernstig.

Graafland de grondwerker

Hij is een grondwerker,
graaft met de spade
geulen voor kabels.
Dom werk dat hij ophemelt.
Hij verkondigt dat hij ertoe geroepen is,
niet voor niets Graafland heet
en dat het familiewapen
drie bergjes aarde verbeeldt.
Geeft hij hoog op,
hij geraakt aan de grond.