Er nestelt zich een denkbeeld in mijn hoofd
wij zijn een moederloos gezin en ieder gaat
zonder enig beraad zijn eigen gang
Het bad stroomt langzaam over want ik ben
de vollopende kuip weer straal vergeten
mijn zussen sussen zachtjes mijn geweten
en scheuren vlug het druipnatte behang
in lange stroken van de schimmelige muren
Een broer speelt argeloos in de achtertuin
klimt in de boomhut; de eik wordt echter met geweld
gegrepen in de volle kruin en bruusk geveld door vader
Die heeft aan kinderspel een broertje dood
De eerste scheur loopt als een gebarsten ader
-nog zonder erg- dwars door de gevel van ons huis
Een vallend boomdeel vermorzelt glas in lood
breekt ruw door het timpaan wij zien het lijdzaam aan
en zwijgen stom omwille van de buren
Behouden wij het recht om uit te dagen
kunnen we de buit nog vangen en verdelen
en kan het ons een ziertje schelen
dat iemand hier om iets of iemand anders geeft?
Een witte lelie bloeit behoedzaam binnen onze muren
Binnen stadsmuren: de Turfmarktkerk in Gouda is in ernstig verval geraakt. Sicut lilium inter spinas – als de lelie tussen de doornen – was de tekst in één van de gebrandschilderde ramen. De kerk staat op de nominatie om gesloopt te worden.