Zonen en dochters die hun helmen pakken en hun plunje laten zakken op het slagveld. Ze ruiken naar moeder. Jongens en meisjes zijn het nog, niet meer. Puberpuistjes op patrouille. Strijdend zonder twijfel, een foto van moeder op zak. Hij belt op vrijdag. Hij mist zijn vrienden van voetbal, en dat hij snel zijn veldbed in moet gaan Moeder zegt nog: doe je wel een pyjama aan. Met de hoorn in haar hand komen de herinneringen. Talkpoeder op de commode. Kleutersnurkjes in bed. De stank van tienerdeodorant. Nu maakt hij meters met mortieren en meer. Vecht voor vrijheid, democratie, islam. Hij jaagt dromen achterna met de nachtmerries van zijn moeder. Wanneer zijn je kinderen groot? Tot ze het leven opzoeken? Of de dood? Ruud Broekhuizen
Buitengewoon
Sinds de algeest opdaagt in zijn gedachten zie je dat de mensen hem ontwijken. Ze zeggen dat hij gek is. Niemand durft hem nog recht aan te kijken. Hij kraamt wartaal uit, heet het springt van de hak op de tak op fantastische wijze met de fijnmotoriek van de mier via de uiterste, trage raderen van het universum naar het einde. Ze volgen hem niet. Niemand raakt graag het spoor bijster. De enkeling die het aandurft met je vader mee in de waanraket op te stijgen, totaal losraakt en voor het eerst van zijn leven de allesbegrijpende boog meebeschrijft, die beseft opeens hoe godvergeten beperkt normale mensen zijn.
Visser
Wat in de man opleven wil, wordt met pillen in de kiem gesmoord. De uitdovende vader wil zon en schitterend water, een rustige dobber om naar te staren en heel veel blinkende vis.
De mierenmaker
Je wordt wakker vanwege gestommel beneden. Dertien treden en je staat in de kamer. Daar zitten je moeder, oom Niek en de buurman te wachten op de dokter. Er is weer gedonder met je vader. Hij toont zijn bewakers het miertje dat haastig over zijn hand loopt. Hoe feilloos dat mechaniekje werkt en wat een prestatie dat is van de maker. ‘Heb ik gemaakt’, spreekt hij ernstig.
Graafland de grondwerker
Hij is een grondwerker, graaft met de spade geulen voor kabels. Dom werk dat hij ophemelt. Hij verkondigt dat hij ertoe geroepen is, niet voor niets Graafland heet en dat het familiewapen drie bergjes aarde verbeeldt. Geeft hij hoog op, hij geraakt aan de grond.
MH17
Gisteren kon ik nog vreesloos naar de vorm van de wolken kijken. Samen met jou. Ik zag olifanten ontstaan, jij een clown met een flapschoen. En je lachte onbedaarlijk. Soms zag je enge monsters of piraten maar dat was niet erg. Want monsters zijn ongevaarlijk in de wolken. En zelfs als de wolken zwart zwollen genoot ik van het rollend grommen. Samen met jou. Ik kneep mijn ogen samen jij telde tot de klap zou vallen en zoende mij op de mond. Tot we allebei nat waren en verliefd. Je fluisterde in mijn oor dat elke druppel die op ons viel een jaar samen is. Maar dat was gisteren. Ruud Broekhuizen
Water in mijn aderen
Ik droeg het water in mijn aderen. Lemige gemeente, stroopwafelstad. Kon de zoete rivier proeven als ze kronkelend botste op het bot. Ik torste de trotse koggeschepen met gebrouwen bier en kilo’s kaas om over Hollandse IJssel getijden naar Vlaanderen en verder te gaan. Ik gaf zeilmakers en viswijven florijnen die wegrolden in de rokerige havenkroeg. Tollenaars en turfstekers hun tarwe dat ze wegspoelden met wijn en wei Ik bracht de mallen voor pijpen van klei en de letters van Gerard Leeu. Mijn gedregde bagger werd gebakken Tot stevige, gele IJsselsteen Ik droeg het water in mijn aderen. Kaaskoppig dorp, wegverzakte stad. Maar zag de haven happen naar adem en de stroming bezinken in stilstand. Nu peddelen en poedelen er een paar in mijn ouwe botten van de BinnenGouwe. om kabbelend kalm aan de kade vredig aan te meren aan het waterfront. Lui en lam lig ik nu uit het zicht van koopzieken en klappend kaasvee. Klots ik kleurloos tegen de deuren in de schaduw van kaarsjes en de kerk. Sla de stille sluizen op hun schouder open de stromen in mijn ogen. Laat de zompige lucht in mijn longen en de golven gonzen in mijn oren. Laat mij de jachten plezierjagers binnen brengen in zinderende avondzon. Zodat zij hun zilte zomeravond afspoelen Met liters bier en een borden kaas Ik draag het water in mijn aderen. Zeebonkenhonk, IJsselhavengat. Herschrijf de historie op mijn huid en ik breng het leven in de stad. Ruud Broekhuizen
Balzaal van het bestuur
Ik schrok niet. Toen de eerste partijen samen dansten en hun voeten sneden bij de samba van arrogantie op de bebloede scherven van hun nederlaag. Ik schrok niet. Toen de andere coalitie in brutaal geniep de polka danste met getrokken neuzen naar geplakte pleisters aan de zijkanten. Ik schrok niet. Toen de Positieven polonaise liepen en hun vrienden verraadden door de rij te verlaten om zingend te zoeken naar oude liefdes. Ik schrik. Hoe mijn stem versterft tussen minachtend gewals van parende politici in de balzaal van het bestuur waar de vloer vol ligt met gebroken respect. Ruud Broekhuizen
4 mei een waagstuk
zou het kunnen rotte appels sparen niet wegdoen geloven dat de rot lokaal is tijdelijk herstelbaar aan het begin van deze avond zoek ik rot op aardbeien verwijder opdat het niet overslaat zou het kunnen doden herdenken terwijl elders doden worden gemaakt in lichamen gekerfd vrede met alle geweld zou het kunnen tegen beter weten in Aart Both
stemmen
tussen duizenden meningen kan je verdwalen als op open zee het gelijk is overal aanwezig waar ga je heen, met wie moet je mee? democratie is die veelheid aan stemmen niet één kapitein zet de koers uit; wij allemaal bepalen de richting met stemmen wel overheerst steeds een ander geluid massa spreekt niet met één mond maar met vele Als je in het kabaal je eigen taal niet hoort Als je, je niet meer kunt vinden in het geheel Weet dan dat de wind kan draaien Elke keer weer wordt de horizont Gemaakt door rode vakjes Dus kleur vooral mee en Speel een kompas Klara Smeets