nu nu de winter bijna geen winter is geweest de tijd verstreken verlangen naar ijs als smeltwater weggelopen nu duiken wij onder en komen boven roeien met de riemen die we hebben Aart Both
reservoir
tienduizenden harten gaan hier op reis in Google maal gedachten vermenigvuldig ze met schouders die anderen dragen plus handen die geven zonder te vragen tel er miljoenen pogingen bij op om te vinden, te verbinden te vernieuwen aangevuld met alle plannen die nog worden gedroomd en je ziet het potentieel van de stad Klara Smeets
oase
vanuit de spoortunnel fiets ik de stad in de wind is een wand die ik moet breken een najaarsregen miezert me grauw maar dan zie ik de lichten weer hangen de Kleiweg is een vreugdevuur een ogenblik waan ik mij jonkvrouw fantaserend van trotse poorten en een machtige stadsmuur Klara Smeets
onder handen genomen
als jij geen tandarts was en ik niet patiënt dan had jij hier niet gestaan en ik hier niet gelegen dan had mijn dna niet aan jouw vingers gezeten als jij geen tandarts was en ik niet patiënt als jij dan hier had gestaan en ik hier had gelegen ik zou niet weten wat ik dan denken moest waarom hang je boven mij zou mijn gedachte kunnen zijn maar nu jij tandarts bent en ik patiënt die voor controle komt denk ik: doe je ding en val mij niet lastig na deze Aart Both
Oproep
zie de stad als een zwembad om in te duiken beleef haar ruimte; ze nodigt je uit baad in de golfslag van dag en nacht ontspan en laat het tobben varen hier tref je elkaar, hier kan je gesprekken sparen overal beweging, wat is Gouda zonder water? zie de stad als een zwembad om in te duiken beleef haar ruimte; ze nodigt je uit om samen te komen, de grond te gebruiken de tijd te verdrijven binnen en buiten zo veel levens, zo veel bedrijvigheid en momenten stromen langs je heen zie de stad als een zwembad om in te duiken Klara Smeets
Erasmus
“reizigers zijn wij in deze wereld, geen bewoners” , zegt hij, terwijl hij opduikt in de stad de woonplaats die hij eens verlaten had om te vergeten, om meer te weten, om te ontdekken nu vind ik hem op steeds meer plekken sprekend terug ik kom hem tegen bij de koster hoor hem prevelen in een tuin zie hem dralen bij een stadsgids die zijn levensloop uitspelt en herken hem in zijn moeder die zo graag van hem vertelt hij bereisde zo veel landen en bereikte er nog meer met woorden die riepen om verandering nu eeuwen later, is hij nog steeds niet stil maar laat zijn stem weer horen in de straten van zijn jeugd Klara Smeets
weerzien
terug van pittoreske vakwerkhuizen watervallen, forten, tuinen oogt de stad mij ruim genoeg de markt omarmt me genereus en gevels groeten mij vertrouwd terug op dit plein mis ik niets behalve een fontein misschien die je slenterpas zo mooi begeleidt Klara Smeets
reprise
zwermen zonnehoeden, rugzakken buidels en omgeknoopte regenjassen vullen het marktplein in een geheimzinnige cadans klitten samen het doek gaat weer omhoog en een oud gebouw is toneel voor de zomer speelt Nederland in honderd talen met ingehouden adem wordt er gewacht op de poppenkast van een graaf die stadsrechten schenkt de wijzer schuift naar het hele uur en in een oogwenk staat er een paleis Klara Smeets
twijfelachtig
de zomer kwam met horten en stoten ze verslikte zich, struikelde glipte weer weg en bloosde even verstopte zich telkens in najaarsregen bij terugkomst terwijl de stad blakend wachtte haar markt trok een goudgeel zandstrand aan en iedereen was klaar voor nachtenlang behangen met buitenlucht maar de zomer zuchtte verlegen Klara Smeets
Stel
dat de stad een huiskamer is de deur staat altijd open gasten blijven hangen in gesprek met een ander omdat ze ‘en passant’ een metgezel herkennen in een voorbijganger in zo’n plaats wordt gejaag vervangen door aanwezig zijn geef Gouda een bank om op neer te ploffen en we vullen de ruimte met ontmoeten en vinden en in elke groet bouwen we een thuis Klara Smeets