foto van Klara Smeets

Stolperstein

op de plek waar deze steen spreekt
krijgt een mens zijn wezen terug
uit de letters van zijn naam
herrijzen stofloos stil zijn benen
armen, handen, zijn gelaat
alsof hij hier ineens weer staat
alsof hij na te zijn verdreven
eindelijk terugkeert naar de plaats
waar zijn alles achterbleef
zonder het te weten
en tenslotte deed een nieuwe tijd
zijn bestaan vergeten
tot vandaag hem bij ons terugbrengt
een mens die moest verdwijnen
verschijnt in dit herdenken

2011 decor

wellicht is Gouda op een decemberdag geboren
in de twaalfde maand viert ze zichzelf uitbundig

gevels glinsteren in lantaarnlicht dat langer brandt

– tooit stadhuis, de Waag en de Sint-Jan met goud –

en alles feest, proost haast op winter
komt samen alsof de stad alle dagen van het jaar bestaat
voor die ene dag met duizenden kaarsjes

Klara Smeets

Meisje achter de kerk

Pas achter de kerk werd het wat stiller
Een paar duiven rommelden langs de rand
Ik trof er een meisje
Ze zat in haar eentje op de bank
te likken aan een ijsje
Ik groette haar
Zij groette mij opgewekt terug
Zit je daar vaker? vroeg ik toen maar
Mhmm, iedere vrijdag zei ze
Dit is mijn lievelingsplek

Ze hield haar blik constant op het poortje viel mij op
Voert het je naar vroeger terug? waagde ik
Misschien, antwoordde zij kort
En sierlijk onderschepte ze een kloddertje

Ik sprak een meisje op het Achter de kerk. Dit ontmoetinkje was zo kort en vanzelfsprekend dat ik de schoonheid ervan eerst over het hoofd zag. Later, toen het momentje mij weer voor de geest kwam, promoveerde ik het tot het maandgedicht van november 2010

Meidoorn bij de St-Jan

In stilte bewaren  
Oude muren en klinkers
De geheimen
Van het verleden

In een stille strijd
Van eeuwen
Ontwrong zich de meidoorn
Aan de knellende stenen

Het getergde hout
Reikt naar de hemel
Vindt rust bij de sterren
Die in witte bloesems spreken

Achteraf denk ik dat dit gedicht de jury een belangrijke aanzet gaf om mij tot nieuwe stadsdichter van Gouda te verkiezen. Het gedicht dateert dus van iets voor mijn stadsdichtersperiode.

Jongetje op het Bolwerk

Ik sta bij het Bolwerk te wachten voor rood
Komt naast mij een donker jongetje staan
Ik bekijk hem wat beter
Mijn oog valt op een witte pluk haar

Hee man, jij wordt al grijs, zeg ik spontaan
Hij kijkt mij aan met heldere ogen
Da's witte verf, reageert hij
We hebben de kamer geschilderd vandaag

Is het mooi geworden? vraag ik dan maar
Ja, want die muur is nu helemaal wit
En die andere zwart.
Zwart? Ja, dat je de televisie beter kan zien

Het licht springt op groen
En het jongetje schiet er vandoor

Op zijn kleine fiets met veel te laag zadel
Zie ik hem slingerend het kruispunt over gaan

Boodschappen in de stad doe ik met de fiets. Ik moet vaak langwachten voor de verkeerslichten op het kruispunt bij het Bolwerk. Ik kijk dan maar of er om mij heen iets te beleven valt.

Heldere nacht

De vollemaan verheft zich boven de stad
Wit maakt zich los van zwart
Tussen duister en licht
Worden scherpe grenzen getrokken vannacht

De Gouwe is een zilveren gracht
Zijn kade een met varens bedekt fundament
Voor de pilaren van de visbanken
Die in het maanlicht een tempel maken

Bij de aanblik van dit
Komt de onontwijkbare vraag op je af:

Waar sta  ik?

Het maandgedicht van december 2010 moest gaan over Gouda in midwintertijd, over Kerst en Sinterklaas vond ik. Ik vroeg me af hoe ik dat allemaal bij elkaar gedicht moest krijgen. Tot ik op een nacht wakker werd vanwege licht in mijn slaapkamer. Het bleek volle maan.

Kaarsjesavond

Brozer wordt ze met de jaren
Maar onverminderd statig
Staat in ons midden het stadhuis
Wat een trotse oma

Licht wordt voor haar aangedragen
Van duizend jonge vlammen
Aan smetteloze kaarsen
Wuivend achter zwarte ramen

Uit louter eerbied
Tempert Gouda zijn geluiden
Wanneer de massa zich verdicht
Tot iedereen om oma heen is

Een leger van de vrede
Waakt in een ongewisse winter
Samen wacht men op het teken
Om met zingen te beginnen

Even spant alles verwachting
Zachter tonen de stenen
Men gaat elkaar vanzelf omarmen
Iemand knipoogt richting hemel
 57

Ontmoeting

Niemand zag hem ooit nog buiten
En de gordijnen bleven gesloten
Maar desondanks konden ze weten
Dat hij daar gewoon nog woonde

Van lieverlede werd een man
Door zijn omgeving vergeten
En weggewerkt uit het geweten
Een mensonwaardig misverstand

Eén vrouw ging af op haar gevoel
Had de moed om te gaan kijken
Ze trof de man vereenzaamd aan
Midden in een verpauperde boel

Ze besloot toen hem bij te staan
Heeft eerst eten voor hem gekookt
Maakte geregeld zijn huis schoon
Luisterde naar zijn levensverhaal

Ze bezoekt hem zo iedere week
En al kletsend ontdekte ze pas
Dat de oude ooit een leraar was
Van haar man die vroeg overleed

's-Woensdags komen holderdebolder
Meestal haar kinderen ook even aan
Ze drinken haastig Cola en daarna
Spelen ze spookje op zolder

Ze zegt dat ze weer helemaal opleeft
Dankzij haar nieuwe praatmaat
De mantelzorgbejaarde die blijkbaar
Haar getekende leven meer zin geeft

Schaatsen op de Breevaart

Na jaren bind ik de schaatsen weer onder
Trek de veters zo strak mogelijk aan
Maak de stap het ijs op
Glij door en verlies meteen de controle
Draai om mijn as
Kom knerpend tot stilstand
En wacht
Het is toch gladder dan ik dacht
Als ik niet doorzet
Rekent het nog met mij af
Wat?
Ik ben hier de schaatser!
En zo is dat
Ik stort mij opnieuw in de strijd
Onder mij krijsen het ijzer en het ijs
Het is nu hard tegen hard
Maar na een tijdje
Snijden mijn slagen de witte lijnen
Die ik vroeger ook achter mijn vader zag
Een gelukstraan welt op
Mijn gedachten zijn helder als glas
Al het zwart zit voor even onder dik ijs vast