Sloop de Muren

Sla tegen de muren van de kazerne.
Met bulldozers en betonnen ballen.
Verpulver het cement
dat onze vrees voor de koude oorlog
vastlijmde aan de hoop op vrijheid.
En ontsteek een fontein van vuurwerk
terwijl we dansen op het vlakke zand 
met wildvreemden.
Dicht tegen elkaar.
Nooit meer iets tussen ons in.

We slaan tegen de tegels van de moskee.
Met jihadpreken en rollende hoofden. 
Zetten een muur
tussen juffrouwen in korte rokjes
en moslimmannen in een lange jurk.
Leggen de kooltjes op de barbecue,
of trekken ons onverdoofd terug
in onze achtertuin.
Met een eigen hekje.
Zonder uitzicht op de buren.
Ik wil dansen.
Dicht tegen je aan.

Ruud Broekhuizen

Meisje met hoofddoek in de sneeuw

Zachtjes hurkt ze door haar knieën 
Haast teder kust de schoen haar bil
Buigt haar hoofd zwaarlijk naar beneden
Plukje zwart valt van onder haar doek 
Haar hand steekt van links naar voren 
De wijsvinger priemt omlaag
Ze schrijft diepe letters in de sneeuw
Die bijna de stoeptegel raken
En om het laatste punt te maken
Strekt haar hele arm zich uit
Haar evenwicht bewaart ze
Dicht tegen haar frêle lijf 
Dat bonig beeft en bibbert
In één snelheid herrijst het lichaam
  

Tot alle tekens zijn neergezet 
En draait ze rug naar haar buik
Met de schouders recht omhoog
Stapt ze herinneringen in het wit
De vlokken vullen de geblokte letters
Over een uur en misschien wat minuten
Zijn haar letters volgedwarreld
Met vlokken en vergeten
Kan niemand de hoop meer lezen
Dat het nooit meer donker wordt

Ruud Broekhuizen 

2014 Rafels van de ziel

Als ik met mijn vingers langs de rafels van je ziel ga,
je raak op je aller teerst waar de wraak heerst
de wrok in zijn hok ongedurig stampt
en liefde verdampt. Zul je dan vechten?

Zal ik je stem herkennen als ze overslaat
in geweld versmelt
en je ogen verstillen in spiegelloos hard zonder mededogen
voor de vijand.
Als ik dat kan zijn?

Kun je lopen langs de vlammen van het vroeger
en verscherfde dromen?
De rook opstoken
als ik schreeuw te stoppen, je genade geef.
Schop je dan nog na?

Rest er nog iets van een mens
als de messen vallen het bloed wegspoelt langs de verzoening, die zijn hand
uitsteekt naar het verstand. Zou dat nog kunnen?

Als ik met mijn vingers
de rafels van je ziel raak wil je dan zoeken
naar het goede
mij optillen en zo ver dragen
tot onze lippen
elkaar in slaap raken. Wil je dat doen?

Ruud Broekhuizen

zonder titel

hier zijn stukken tekst
afval van mijn dromen
niet alles is daarin opgegaan

ik heb verknipt
gewikt gewogen
met dit als resultaat

ik vermoed dat jij er geen cent voor geeft
maar bedankt dat jij tot hier bent gebleven
voor mij zijn deze woorden 
nu 
goed genoeg besteed


Aart Both

Rafels van de ziel

Als ik met mijn vingers 
langs de rafels van je ziel ga,
je raak op je aller teerst 
waar de wraak heerst
de wrok in zijn hok 
ongedurig stampt
en liefde verdampt. 
Zul je dan vechten?

Zal ik je stem herkennen
als ze overslaat
in geweld versmelt
en je ogen verstillen 
in spiegelloos hard 
zonder mededogen
voor de vijand.
Als ik dat kan zijn?

Kun je lopen langs de vlammen 
van het vroeger
en verscherfde dromen?
De rook opstoken
als ik schreeuw te stoppen, 
je genade geef.
Schop je dan nog na?

Rest er nog iets 
van een mens
als de messen vallen
het bloed wegspoelt
langs de verzoening,
Die zijn hand 
uitsteekt naar het verstand. 
Zou dat nog kunnen?

Als ik met mijn vingers
de rafels van je ziel raak 
wil je dan zoeken
naar het goede
mij optillen en zo ver 
dragen
tot onze lippen
elkaar in slaap raken. 
Wil je dat doen?

Ruud Broekhuizen

Kaaspiet

Liever nog.
Dan een Kaaspiet met een stroopwafel 
die tijdens een kinderfeest
grote-mensenproblemen moet oplossen
door tijdens een schaamteloos debat
Tussen mensen die meer praten dan luisteren
en te weinig gymnastiek in hun hersenen
als compromis-Piet tussen de zwarten
een wit voetje moet halen voor de politiek.

Liever nog dan dat.
Zou ik nog weer even met natte haartjes 
En in een pyjama met teddyberen
een liedje willen zingen voor de schoorsteen
om de volgende morgen een beetje bang
te kijken wat de nacht heeft gebracht 
en dan ontdekkend dat Zwarte Piet 
bij niemand iets heeft achtergelaten
maar wel alle angst heeft meegenomen.

Ruud Broekhuizen

Oorlogskind

Zonen en dochters
die hun helmen pakken
en hun plunje laten zakken 
op het slagveld.
Ze ruiken naar moeder.

Jongens en meisjes
zijn het nog, niet meer. 
Puberpuistjes op patrouille. 
Strijdend zonder twijfel, 
een foto van moeder op zak.

Hij belt op vrijdag.
Hij mist zijn vrienden van voetbal,
en dat hij snel zijn veldbed in moet gaan 
Moeder zegt nog:
doe je wel een pyjama aan.

Met de hoorn in haar hand 
komen de herinneringen.
Talkpoeder op de commode. 
Kleutersnurkjes in bed.
De stank van tienerdeodorant.

Nu maakt hij meters met mortieren en meer.
Vecht voor vrijheid, democratie, islam.
Hij jaagt dromen achterna
met de nachtmerries van zijn moeder.
Wanneer zijn je kinderen groot?
Tot ze het leven opzoeken?
Of de dood?

Ruud Broekhuizen

Buitengewoon

Sinds de algeest opdaagt in zijn gedachten
zie je dat de mensen hem ontwijken.
Ze zeggen dat hij gek is.
Niemand durft hem nog recht aan te kijken.
Hij kraamt wartaal uit, heet het
springt van de hak op de tak
op fantastische wijze
met de fijnmotoriek van de mier
via de uiterste, trage raderen van het universum
naar het einde.

Ze volgen hem niet.
Niemand raakt graag het spoor bijster.
De enkeling die het aandurft
met je vader mee in de waanraket op te stijgen,
totaal losraakt
en voor het eerst van zijn leven
de allesbegrijpende boog meebeschrijft,
die beseft opeens
hoe godvergeten beperkt normale mensen zijn.

De mierenmaker

Je wordt wakker vanwege gestommel beneden.
Dertien treden en je staat in de kamer.
Daar zitten je moeder, oom Niek en de buurman
te wachten op de dokter.
Er is weer gedonder met je vader.

Hij toont zijn bewakers het miertje
dat haastig over zijn hand loopt.
Hoe feilloos dat mechaniekje werkt
en wat een prestatie dat is van de maker.
‘Heb ik gemaakt’, spreekt hij ernstig.